- Inleiding
Op 9 juni 2017 is de Richtlijn 2017/828 (hierna: ‘herziene Aandeelhoudersrechtenrichtlijn’) aangenomen. Met deze richtlijn heeft de Europese Commissie beoogd om een effectieve en duurzame aandeelhoudersbetrokkenheid bij beursvennootschappen te bevorderen. In Nederland is op 1 december 2019 een groot deel van de wet ter implementatie van deze richtlijn (hierna: ‘Implementatiewet’) in werking getreden.[1] De Implementatiewet wijzigt onder andere Boek 2 Burgerlijk Wetboek (hierna: ‘Burgerlijk Wetboek’) en de Wet op het financieel toezicht (hierna: ‘Wft’). Opvallend aan één van de in Boek 2 BW doorgevoerde wijzigingen is dat de wetgever de beurs-BV eindelijk helemaal lijkt te verwelkomen in het vennootschapsrecht. De wetgever heeft namelijk artikel 2:187 BW opgenomen als schakelbepaling om een groot aantal regels van het recht voor beurs-NV’s ook van toepassing te verklaren op het recht dat geldt voor de beurs-BV. Dit is opmerkelijk omdat de beurs-BV een relatief bijzonder fenomeen is en (tot nu toe) nauwelijks voorkomt. Fastned B.V. heeft sinds 2016 al wel een notering aan de gereglementeerde markt van Nx’change als beurs-BV[2], maar verder lijkt de beurs-BV – op een aantal kleine noteringen aan alternatieve handelsplatformen na – niet erg in trek.[3] Wordt met de schakelbepaling het gat tussen de beurs-NV en de beurs-BV eindelijk gedicht? En bij welke onderwerpen blijven discrepanties tussen de twee vormen van beursvennootschappen bestaan?
In deze bijdrage ga ik in op de komst van de beurs-BV in 2012 (paragraaf 2), zet ik de verschillen tussen de beurs-NV en de beurs-BV uiteen (paragraaf 3) en behandel ik de nieuwe situatie als gevolg van de met de Implementatiewet doorgevoerde wijzigingen (paragraaf 4). Ik sluit af met een samenvatting en enkele voorlopige conclusies (paragraaf 5).
- De komst van de beurs-BV
Vanuit het oogpunt van de wetgever werd, en wordt eigenlijk nog steeds, de beurs-NV als het archetype beursvennootschap beschouwd.[4] Met de term beursvennootschap wordt in deze bijdrage een vennootschap bedoeld waarvan de (certificaten van) aandelen zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1:1 Wft. De aandelen van een dergelijke beursvennootschap moeten vrij verhandelbaar zijn. Om die reden konden tot 1 oktober 2012 alleen NV’s een beursnotering verkrijgen. In 2012 is met de Wet vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht (hierna: ‘Wet Flex-BV’) de mogelijkheid gekomen om voor een BV een beursnotering aan te vragen. Deze wet heeft immers de verplichte blokkeringsregeling op grond van artikel 2:195 BW (oud) geschrapt. Het was vanaf dat moment mogelijk om in de statuten van een BV op te nemen dat geen beperkingen zouden gelden voor de overdracht van aandelen. Zonder beperkingen zijn de aandelen vrij verhandelbaar en is het dus mogelijk om een beursnotering te verkrijgen.
- De beursvennootschappen naast en/of tegenover elkaar
Nu een beursgang ook voor de BV mogelijk blijkt, is de vraag wat de vennootschapsrechtelijke verschillen zijn tussen de beurs-NV en de beurs-BV. Ik bespreek de vijf meest relevante verschillen, waarbij ik opmerk dat dit geen uitputtende opsomming is.
Een eerste verschil heeft betrekking op de certificering van aandelen. Bij een NV heeft iedere certificaathouder op grond van artikel 2:117 lid 2 BW het recht om een algemene vergadering van aandeelhouders (hierna: ‘AVA’) bij te wonen en daar het woord te voeren. Dit staat ook wel bekend als het vergaderrecht. Daarnaast is het voor de certificaathouder mogelijk om ingevolge artikel 2:118a lid 1 BW een volmacht te verkrijgen om het stemrecht dat is verbonden aan het aandeel uit te oefenen. Voor een BV bestaat een dergelijke bepaling niet. Het is dus mogelijk om in een (beurs-)BV certificaten van aandelen zonder stem- of vergaderrecht uit te geven. Dit kan voor de governance van een vennootschap een groot voordeel bieden. De vergader- en stemrechten van aandelen blijven bij de aandeelhouder (in de vorm van een daarvoor opgerichte stichting) en de houders van de certificaten kunnen die rechten niet uitoefenen. Op deze manier is de vennootschap beter beschermd tegen bijvoorbeeld activistische aandeelhouders of een vijandige overname. Voor Fastned B.V. bleek de mogelijkheid van certificering van aandelen een belangrijke reden om voor de beurs-BV te kiezen.[5] De schaduwkant is dat de certificaathouders wel een economisch risico dragen (de aandelen kunnen minder waard worden), maar niet de bijkomende rechten krijgen om daar enige zeggenschap over te hebben. Het lijkt mij wenselijker dat de rechten voor certificaathouders bij beide typen beursvennootschappen gelijk zijn. De beursvennootschappen hebben op de beurs in het kader van een eventueel economisch risico een gelijke positie. Het is mijns inziens dan niet logisch dat bij de beurs-NV de certificaathouders wel rechten verkrijgen dat tegenover datzelfde risico staat, maar bij een beurs-BV niet.
Het tweede verschil ziet op het verbod op stemrechtloze aandelen dat bij een NV geldt. Het NV-recht kent namelijk geen bepaling zoals artikel 2:228 BW voor het (beurs-)BV-recht. Bij het BV-recht wordt daarmee gedoeld op de mogelijkheid om aan aandelen van een bepaald soort of aanduiding géén stemrecht te geven. Bij een NV is dit momenteel niet mogelijk. Dit onderscheid kan enigszins worden gerelativeerd, omdat de NV ex artikel 2:92 lid 3 BW (net als de BV ex artikel 2:200 lid 3 BW) wel verschillende soorten aandelen met verschillende soorten stemrechten (dual class shares) kan uitgeven.
Een derde verschil betreft het voorkeursrecht. Het voorkeursrecht houdt in dat zittende aandeelhouders als eerste kunnen intekenen bij de uitgifte van nieuwe aandelen. Dit recht kan voor de beurs-NV worden beperkt of uitgesloten bij besluit van de AVA. Een dergelijk besluit is echter bij de (beurs-)BV niet nodig. Het voorkeursrecht kan daar in de statuten voor onbepaalde tijd worden beperkt of uitgesloten.
Op grond van artikel 2:206 lid 1 BW kan bij een BV worden bepaald dat de uitgifte van aandelen door een ander orgaan dan de AVA geschiedt. Een vierde verschil met de NV is dat dit bij een BV voor onbepaalde tijd kan worden bepaald. Bij de NV kan de bevoegdheid tot uitgifte van aandelen namelijk wel worden toegekend aan een ander orgaan dan de AVA, maar die aanwijzing geldt enkel voor de duur van vijf jaar.
Ten slotte is voor de beurs-NV in artikel 2:98 lid 4 BW bepaald dat de verkrijging van eigen (certificaten van) aandelen enkel met een door de AVA verleende machtiging aan het bestuur kan plaatsvinden. Daarbij mag het nominale bedrag van de beursgenoteerde aandelen die de beurs-NV zelf verkrijgt niet meer bedragen dan de helft van het geplaatste kapitaal. Bij een beurs-BV beslist het bestuur op grond van artikel 2:207 lid 1 BW zelf over de verkrijging van eigen (certificaten van) aandelen. De beperking tot maximaal de helft van het geplaatste kapitaal geldt hier niet.
Samenvattend zijn de meest relevante verschillen: het uitgeven van certificaten van aandelen met of zonder stem- of vergaderrecht, het uitgeven van stemrechtloze aandelen, de mogelijkheid om een voorkeursrecht uit te sluiten, de uitgifte van aandelen en de verkrijging van eigen aandelen. De verschillen komen in de kern neer op een verschil in bescherming van de aandeelhouders (of certificaathouders). De aandeelhouders hebben, zoals blijkt uit de hierboven genoemde verschillen, bij de beurs-NV meer zeggenschap dan bij de beurs-BV. Mijns inziens zouden de typen beursvennootschappen, omdat zij beide op een beurs opereren en met vergelijkbare risico’s te maken hebben, gelijke regelingen moeten hebben in het kader van die bescherming. Vóór de Implementatiewet waren er nog twee andere belangrijke verschillen met betrekking tot het agenderingsrecht en de oproepingstermijn. Deze zijn inmiddels opgeheven (paragraaf 4).
- De Implementatiewet en de gevolgen voor de beurs-BV
4.1 Andere veranderingen door de Implementatiewet
De Implementatiewet heeft ten aanzien van een aantal onderwerpen binnen de regeling voor beursvennootschappen voor veranderingen gezorgd. Onder meer een nieuwe regeling omtrent het bezoldigingsbeleid en -verslag voor bestuurders en commissarissen, een nieuwe regeling inzake transacties met verbonden partijen (related party transactions), de mogelijkheid om aandeelhouders te kunnen identificeren en de hierna te bespreken schakelbepaling zijn ingevoerd.
Ik beperk mij omwille van de omvang en het onderwerp van dit stuk tot de wijziging waarmee de schakelbepaling in artikel 2:187 BW (nieuw) is opgenomen. Die wijziging heeft immers de meeste invloed op de verschillen tussen de beurs-NV en de beurs-BV. In de schakelbepaling worden bepaalde artikelen uit het recht voor de (beurs-)NV van overeenkomstige toepassing verklaard op de beurs-BV. Een aantal van deze artikelen zijn met de Implementatiewet ingevoerd. De inhoud van deze artikelen laat ik verder buiten beschouwing, omdat ik mij in deze bijdrage beperk tot het dichten van het gat tussen de regelingen van de beurs-NV en de beurs-BV. De nieuw toegevoegde artikelen gelden nu voor beide typen beursvennootschappen en hebben niets te maken met de eerder alleen voor beurs-NV’s geldende bepalingen.
4.2 De veranderingen door de schakelbepaling
De drie belangrijkste artikelen die worden genoemd in de schakelbepaling zijn naar mijn mening die over het agenderingsrecht (artikel 2:114a BW), de oproepingstermijn voor de AVA (artikel 2:115 lid 2 BW) en de bevoegdheid voor vertegenwoordiging in de AVA (artikel 2:117 lid 6 tweede volzin jo. lid 7 BW).
Artikel 2:114a BW ziet op het agenderingsrecht van de NV. Bij een (beurs-)BV was het tot nu toe mogelijk om een verzoek tot behandeling van een bepaald onderwerp in te dienen indien de aandeelhouders die dit verzochten ten minste 1% of meer van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigden.[6] Bij de (beurs-)NV ligt deze grens hoger. Daar moeten de verzoekers op grond van artikel 2:114a BW 3% of meer van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen, willen zij een onderwerp kunnen agenderen. Dit percentage is op 3% gesteld omdat pas dan het kunnen drukken van een grote stempel op de AVA, wat gebeurt met het agenderingsrecht, door de wetgever gerechtvaardigd werd geacht.[7] Tussen de beurs-NV en de beurs-BV zat op dit punt dus lang een discrepantie. De beurs-BV is nu echter ook gebonden aan de 3%-regeling. Het is daarmee moeilijker om het agenderingsrecht tot uitvoering te brengen. De regeling van de beurs-BV en de beurs-NV is hiermee meer gelijk getrokken maar ten nadele van de aandeelhouders. De aandeelhouders zouden juist effectief en duurzaam betrokken moeten worden.[8] Een hogere drempel opwerpen om te agenderen, stimuleert dit niet. Toch is het gelijk trekken van deze regelingen, zoals al eerder benoemd, mijns insziens een logische ontwikkeling. Dit wordt bevestigd door de wetgever. Die gaf vóór de Wet Flex-BV aan geen aanleiding te zien om de regeling van het agenderingsrecht voor de BV aan te passen.[9] Volgens de wetgever was de kring van aandeelhouders bij een BV relatief beperkt, waren de aandelen in de BV niet vrij verhandelbaar en waren de aandeelhouders bekend bij de vennootschap. Nu de aandelen wel vrij verhandelbaar zijn, is het logisch dat deze argumenten niet meer goed standhouden.[10]
Nu ook artikel 2:115 lid 2 BW van overeenkomstige toepassing is verklaard op de beurs-BV wordt een eerder niet geheel zuiver geïmplementeerde bepaling van Richtlijn 2007/36 (hierna: ‘Aandeelhoudersrechtenrichtlijn’) toch doorgevoerd. De bepaling betreft het verschil in oproepingstermijnen voor de AVA. Zo gold bij de (beurs-)BV dat oproeping voor de AVA ten minste 8 dagen van tevoren moest geschieden.[11] Voor de niet-beursgenoteerde NV geldt nog steeds ex artikel 2:115 lid 1 BW een oproepingstermijn van 15 dagen. De oproepingstermijn bij de beurs-NV is ingevolge artikel 2:115 lid 2 BW aanzienlijk langer, namelijk 42 dagen. Waar door de wetgever lange tijd dus een onderscheid is gemaakt tussen de wel en niet-beursgenoteerde NV, heeft hij dit voor de BV niet gedaan. Artikel 5 lid 1 van de Aandeelhoudersrichtlijn bepaalt echter dat oproeping voor de AVA bij een beursvennootschap uiterlijk 21 dagen voorafgaand aan de vergadering moet geschieden. Inmiddels geldt de oproepingstermijn van 42 dagen ook voor de beurs-BV. Het bestuur of de raad van commissarissen van een beurs-BV dient deze termijn goed in de gaten te houden.
Artikel 2:116 lid 6 tweede volzin jo. lid 7 BW gaat over de bevoegdheid van aandeelhouders om zich te laten vertegenwoordigen in de AVA. Volgens het NV-recht, en het nu geldende beurs-BV-recht, kan deze bevoegdheid niet worden beperkt. Ook het bijbehorende vergaderrecht kan niet aan beperkingen worden onderworpen. Onder het oude recht was beperking bij de beurs-BV wel mogelijk. De bepaling geeft dus een extra bescherming voor de aandeelhouders die zelf niet bij een AVA aanwezig kunnen zijn maar toch hun rechten willen uitoefenen.
Wat opvalt aan de andere bepalingen uit het recht voor de (beurs-)NV die van overeenkomstige toepassing zijn verklaard, is dat deze veelal gaan over een handeling langs elektronische weg. Zo moet voor een beurs-BV nu ook de oproeping voor een AVA op grond van artikel 2:113 lid 6 BW langs elektronische weg geschieden en moet in de procedure van deelname aan de AVA de mogelijkheid zijn om elektronisch deel te nemen en stemrecht uit te oefenen ex artikel 2:114 lid 3 BW. Elektronisch deelnemen aan de AVA was al mogelijk voor de (beurs-)BV. Nu mogen door de toepassing van het NV-recht louter beperkende voorwaarden gesteld worden aan deze elektronische deelname indien dit redelijk en noodzakelijk is. Uit het voorgaande blijkt dat uitoefening van bepaalde rechten bij een beursvennootschap niet enkel door fysieke aanwezigheid mogelijk moet zijn. De redenering hierachter lijkt mij logisch. Het is namelijk de bedoeling van onder andere de herziene Aandeelhoudersrichtlijn om betrokkenheid van aandeelhouders bij de beursvennootschap te stimuleren. Door een elektronische manier van stemmen bij beide beursvennootschappen mogelijk te maken, handelt de wetgever mijns inziens in lijn met dit doel. Het uitoefenen van de rechten die aandeelhouders hebben, wordt laagdrempeliger doordat zij vanuit elke plaats kunnen stemmen. Dit bevordert de betrokkenheid van die aandeelhouders. Ook hier worden de rechten van betrokkenen bij de beurs-BV meer gelijk getrokken met die van de beurs-NV.
4.3 Geen ‘van overeenkomstige toepassing’
Niet alle bepalingen inzake de bescherming van aandeel- en certificaathouders worden met de schakelbepaling van overeenkomstige toepassing verklaard op de beurs-BV. Zo worden bijvoorbeeld het verplichte openbare bod in het geval een partij overwegende zeggenschap verkrijgt ex artikel 5:70 Wft en het goedkeuringsrecht van de AVA inzake belangrijke bestuursbesluiten ex artikel 2:107a BW niet van overeenkomstige toepassing verklaard op beurs-BV’s.[12] In de memorie van toelichting op de schakelbepaling valt te lezen dat niet is gekozen om de overige artikelen in het BW die van toepassing zijn op beursgenoteerde NV’s van overeenkomstige toepassing te verklaren op de beursgenoteerde BV’s, “omdat dit niet vereist is op grond van de richtlijn”.[13] Het blijft echter onduidelijk waarom de aandeel- en certificaathouders van een beurs-BV een mindere mate van bescherming zou (moeten) toekomen dan die van een beurs-NV. Een verdere toelichting behalve dat dit simpelweg niet vereist is op grond van de (Europese) Aandeelhoudersrichtlijn, geeft de wetgever niet.
De vraag rijst nu waarom niet alle bepalingen die betrekking hebben op beursvennootschappen van overeenkomstige toepassing zijn verklaard op de beurs-BV. Het voorgaande hebben ook anderen zich reeds afgevraagd. Zo hebben de Gemeenschappelijke Commissie Vennootschapsrecht (“GCV”) en Eumedion zich eerder in (aparte) reacties op de Implementatiewet hierover verbaasd.[14] Ook Dijkhuizen vond dat het op de weg van de wetgever lag hieromtrent duidelijkheid te verschaffen.[15] Vanuit de literatuur bestond de hoop (en wellicht ook de verwachting) dat de wetgever dit nader zou toelichten. Dit is klaarblijkelijk niet gebeurd. Men zou nu kunnen zeggen dat er met de schakelbepaling wat willekeurig artikelen van overeenkomstige toepassing zijn verklaard. [16] Bootsma merkt in dit kader op dat ‘de wetgever nu op twee gedachten hinkt’.[17] Het had volgens hem voor de hand gelegen om meteen de andere bepalingen mee te nemen en strijdigheden op te lossen. De wetgever had mijns inziens inderdaad een goede mogelijkheid om de bepalingen voor beide beursvennootschappen gelijk te trekken. De beursvennootschappen zijn immers naar hun aard hetzelfde en de wetgever had met deze schakelbepaling verder kunnen doorpakken om zo onduidelijkheid over de overgebleven bepalingen, die niet van overeenkomstige toepassing zijn verklaard, weg te nemen. Het gelijk trekken van de regelingen is wenselijk omdat er juist een steeds scherper onderscheid gaat bestaan tussen wel en niet beursvennootschappen, en niet perse tussen de NV en de BV op zichzelf Deze ontwikkeling is al meerdere malen benoemd in de literatuur en daarbij wordt ook een oproep gedaan om een ontwerp te maken voor een Wet op de beursvennootschap.[18]
- Conclusie
Een groot deel van het gat tussen de regelingen van de beurs-BV en beurs-NV lijkt gedicht te zijn met de schakelbepaling uit artikel 2:187 BW. Toch blijft er over een aantal punten onduidelijkheid en discrepantie bestaan. De regelingen die op de verschillende categorieën beursvennootschappen van toepassing zijn, zijn namelijk nog niet op alle punten gelijkgesteld. De bestaande verschillen tussen de beurs-NV en de beurs-BV liggen in de certificering van aandelen, de mogelijkheid tot het uitgeven van stemrechtloze aandelen, het voorkeursrecht, het toekennen van de bevoegdheid tot uitgifte van aandelen aan een ander orgaan dan de AVA en de verkrijging van eigen aandelen. Daarnaast zit er ook een verschil in het verplichte openbare bod in geval van overwegende zeggenschap en het goedkeuringsrecht inzake belangrijke bestuursbesluiten van de AVA.
In het kader van gelijke bescherming van betrokkenen bij beursvennootschappen zou het mijns inziens wel degelijk wenselijk zijn om de regelingen volledig gelijk te trekken. Beide typen beursvennootschappen werken op een gereglementeerde markt en zouden daarom volgens die gelijke positie op een beurs moeten worden beheerst door dezelfde regels. Het is niet logisch dat betrokkenen bij de ene beursvennootschap meer of minder rechten hebben dan bij de andere beursvennootschap. De uitleg van de wetgever voor de keuze om bepaalde bepalingen vanuit het (beurs-)NV-recht wel van overeenkomstige toepassing te verklaren op de beurs-BV heeft geen bevredigende redenering opgeleverd.
[1] Stb. 2019, 436.
[2] Tot 9 oktober 2019 was Fastned B.V. actief aan Nx’change (https://www.nxchange.com/nl/Fastned/community). Sinds 21 juni 2019 zijn certificaten van aandelen van Fastned B.V. ook genoteerd aan Euronext (https://fastnedcharging.com/nl/blog/post/persbericht-fastned-morgen-genoteerd-op-euronext-emissie-nieuwecertificaten-van-aandelenuitgesteld).
[3] A.A. Bootsma, J.B.S. Hijink & L. in ’t Veld, ‘De eerste beurs-BV. Certificaten van aandelen in Fastned BV toegelaten tot de handel op de nieuwe gereglementeerde markt van Nx’change’, Ondernemingsrecht 2016/111, afl. 15, p. 108-115.
[4] A.A. Bootsma, J.B.S. Hijink & L. in ’t Veld, ‘De eerste beurs-BV. Certificaten van aandelen in Fastned BV toegelaten tot de handel op de nieuwe gereglementeerde markt van Nx’change’, Ondernemingsrecht 2016/111, afl. 15, p. 108-115.
[5] A.A. Bootsma, J.B.S. Hijink & L. in ’t Veld, ‘De eerste beurs-BV. Certificaten van aandelen in Fastned BV toegelaten tot de handel op de nieuwe gereglementeerde markt van Nx’change’, Ondernemingsrecht 2016/111, afl. 15, p. 108-115.
[6] Artikel 2:224a lid 1 BW.
[7] Kamerstukken II 2008/09, 3, p. 23.
[8] Richtlijn 2017/828.
[9] Kamerstukken II 2008/09, 32014, 3, p. 59.
[10] Of met de komst van de beurs-BV de redenering van de wetgever overeind kon blijven, vroegen Bootsma, Hijink en In ’t Veld zich ook al af in A.A. Bootsma, J.B.S. Hijink & L. in ’t Veld, ‘De eerste beurs-BV. Certificaten van aandelen in Fastned BV toegelaten tot de handel op de nieuwe gereglementeerde markt van Nx’change’, Ondernemingsrecht 2016/111, afl. 15, p. 108-115.
[11] Artikel 2:225 BW.
[12] Eumedion heeft deze artikelen als voorbeeld genomen in een reactie op het voorstel van de Implementatiewet. De reactie is te raadplegen op: http://www.internetconsultatie.nl/langetermijnbetrokkenheidaandeelhouders/reactie/3956653c-9cda-4621-915f-6a9d51fed0dc.
[13] Kamerstukken II 2018/19, 35058, nr. 3.
[14] De reactie van de GCV op het voorstel van de Implementatiewet is te raadplegen op: https://www.internetconsultatie.nl//langetermijnbetrokkenheidaandeelhouders/reactie/a4f76275-31b4-40fe-aaaf-0ecdd24ecc7f. De reactie van Eumedion is te raadplegen op: http://www.internetconsultatie.nl/langetermijnbetrokkenheidaandeelhouders/reactie/3956653c-9cda-4621-915f-6a9d51fed0dc.
[15] T.C.A. Dijkhuizen, ‘De eerste stap in de implementatie van de herziene Aandeelhoudersrichtlijn’, Maandblad voor vermogensrecht, 2018/4, p. 130.
[16] R. Abma, ‘Het voorontwerp van het wetsvoorstel ter implementatie van de herziene richtlijn aandeelhoudersrechten’, Ondernemingsrecht 2018/107, afl. 14, p.104-109.
[17] A.A. Bootsma, ‘Thinking, fast and slow. Over de totstandkoming van wetgeving over de beurs-BV’, Ondernemingsrecht, 2018/55, afl. 7, p. 55-63.
[18] In 2016 hebben Hijink, Bootsma en In ’t Veld een oproep gedaan aan de wetgever om een keuze te maken tussen het verbieden of het beter faciliteren van de beurs-BV in A.A. Bootsma, J.B.S. Hijink & L. in ’t Veld, ‘De eerste beurs-BV. Certificaten van aandelen in Fastned BV toegelaten tot de handel op de nieuwe gereglementeerde markt van Nx’change’, Ondernemingsrecht 2016/111, afl. 15, p. 108-115; J.B.S. Hijink, ‘Regulering van de beursvennootschap: over Deel 5 Wft als rommelkamer en ontwikkelingen buiten boek 2 BW’, Ondernemingsrecht 2017/146, afl. 17, p. 141-149; A.A. Bootsma, ‘Thinking, fast and slow. Over de totstandkoming van wetgeving over de beurs-BV’, Ondernemingsrecht, 2018/55, afl. 7, p. 55-63.