Als we even in ons kortetermijngeheugen graven eindigen we bij ‘vijandige overnames’ al snel bij AkzoNobel en PPG. Op woensdag 8 maart 2017 werd duidelijk dat PPG Industries (PPG) AkzoNobel (Akzo) over wilde nemen. Dit aanbod werd door Akzo van de hand gewezen. Een aantal dagen later lekt een bron binnen PPG dat er een tweede bod zou komen.[1] De activistiche aandeelhouder Elliot Advisors probeerde – tevergeefs – af te dwingen dat Akzo inging op het aanbod van PPG.[2] Uiteindelijk heeft Akzo zich na – een aantal juridische gevechten – staande weten te houden, waarna PPG afzag van de overname. Met de Wet Bedenktijd Beursvennootschappen beoogt de regering het bestuur van beursvennootschappen in geval van een poging tot een vijandige overname tijd en rust te gunnen voor de inventarisatie en weging van belangen van de onderneming en haar stakeholders. Overigens is het Akzo-voorbeeld slechts één van meerdere. Zo hebben in de afgelopen jaren KPN, PostNL en Unilever te maken gehad met pogingen tot vijandige overnames door buitenlandse bedrijven. In deze update ga ik in op het Voorontwerp Wet Bedenktijd Beursvennootschappen, waarbij ik aandacht besteed aan de inhoud en het doel van het Voorontwerp en de kritiek op het Voorontwerp.
Voorontwerp Wet Bedenktijd Beursvennootschappen
Vanuit het bedrijfsleven en de politiek werd de wens geuit om Nederlandse bedrijven beter in te dekken tegen vijandige overnames. Thans is het gros van de Nederlandse beursvennootschappen reeds beschermd via het bestuur van een onafhankelijke stichting die opties houdt op beschermingspreferente aandelen of door het toekennen van bijzondere zeggenschapsrechten aan een stichting die prioriteitsaandelen houdt. In het regeerakkoord (2017) kondigde de regering aan deze bedenktijd in te voeren. [3] De bedenktijd is gematerialiseerd in een nieuw in te voeren artikel 2:114b BW. Conform voornoemd artikel kan het bestuur van een beursvennootschap in twee gevallen een bedenktijd van 250 dagen in te roepen. Deze luiden als volgt:[4]
- Indien een aandeelhouder verzoekt om behandeling van een voorstel tot benoeming, schorsing of ontslag van een of meer bestuurders of commissarissen, of een voorstel tot wijziging van een of meer statutaire bepalingen die betrekking hebben op benoeming, schorsing of ontslag van bestuurders of commissarissen.
- Indien een openbaar bod is aangekondigd of uitgebracht op aandelen in het kapitaal van de vennootschap of op certificaten van aandelen zonder dat over het bod overeenstemming is bereikt met de vennootschap, en het onder a bedoelde verzoek dan wel het onder b bedoelde bod naar het oordeel van het bestuur wezenlijk in strijd is met het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming.
Hierbij komt het bestuur in zekere mate bestuurlijke discretie toe; het verzoek dan wel het bod moet naar het oordeel van het bestuur wezenlijk in strijd zijn met het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming.[5] Het Voorontwerp bevat waarborgen om lichtvaardig gebruik van de bedenktijd te voorkomen. De raad van commissarissen moet instemmen met de inroeping van de bedenktijd. Daarnaast wordt er een bijzondere rechtsgang geïntroduceerd bij de Ondernemingskamer, om de bedenktijd te beëindigen.
Doel Wet Bedenktijd Beursvennootschappen
Niet alle vennootschappen die pogen tot een vijandige overname nemen het Rijnlandse model in acht. Potentiële overnemers richten zich vaak op de korte termijn waarbij de belangen van stakeholders niet zorgvuldig worden afgewogen.[6] Daarnaast bestaat het risico dat niet alle effecten van de besluiten goed in kaart worden gebracht. Met deze wet wordt beoogd de bestuurders meer tijd te gunnen om in rust alle belangen te inventariseren en tegen elkaar af te wegen.
Kritiek Voorontwerp
Het Voorontwerp heeft pennen in beweging gebracht en kritiek ontvangen. De bedenktijd eindigt bij gestanddoening van het vijandige bod. Dit leidt ertoe dat de bedenktijd niet kan worden ingeroepen wanneer het gevaar van een vijandig bod zich verwezenlijkt; na gestanddoening van het bod.[7]
Een ander kritiekpunt wordt door professor Van Solinge opgeworpen en raakt het fundament van de wet: ‘’Heeft de praktijk behoefte aan een wettelijke bedenktijd, naast de traditionele en beproefde beschermingsmogelijkheden?’’. Ter aanvulling van deze vraag wijst Van Solinge erop dat een twee derde van de Nederlandse beursvennootschappen zich reeds heeft ingedekt met beschermingsconstructies.[8]
Eumedion (Corporate Governance Forum) heeft ook gereageerd op het Voorontwerp. Daarin wordt opgemerkt dat het wetsontwerp het vrij verkeer van kapitaal raakt.[9] Dit omdat de wet het voor investeerders minder interessant maakt om te investeren in Nederlandse beursvennootschappen.[10] Een dergelijke beperking is gerechtvaardigd als er een dwingende reden van algemeen belang is. Daarnaast moet de belemmering noodzakelijk en proportioneel zijn.[11] Eumedion stelt zich op het standpunt dat het Voorontwerp niet voldoet aan de noodzakelijkheids- proportionaliteitstoets. Dit wordt onderbouwd met 3 argumenten:
- Nederlandse beursvennootschappen zijn al afdoende beschermd, extra wetgeving is niet noodzakelijk.
- Statuten bemoeilijken het voor aandeelhouders al om bestuurders en commissarissen te benoemen, te schorsen of te ontslaan.
- Het Nederlandse vennootschapsrecht biedt al afdoende waarborgen om activistische, op de korte termijn gerichte aandeelhouders op afstand te houden.
Samenvatting
Pogingen tot vijandige overnames van Nederlandse beursvennootschappen is niet iets waar juridisch Nederland onbekend mee is. Het onderwerp heeft door de jaren heen veel pennen in beweging gebracht. Met het Voorontwerp geeft de regering invulling aan het regeerakkoord (Vertrouwen in de toekomst) uit 2017. Het doel van de wet is om bestuurders van beursvennootschappen ruimte te gunnen om doordachte besluiten te kunnen nemen. De wet geeft bestuurders de mogelijkheid om een bedenktijd van 250 dagen in te roepen in geval van een poging tot vijandige overname (1) en als een aandeelhouder verzoekt tot benoeming, ontslag of schorsing van een bestuurder of commissaris. De kritiek op de wet is dat deze van klein praktisch nut is, dat er al (werkende) beschermingsmechanismen zijn tegen vijandige overnames en dat de wet in strijd is met het vrij verkeer van kapitaal.
[1] H. Verbraeken, ‘PPG Bereidt tweede bod op AkzoNobel voor’, Het Financieele Dagblad 10 maart 2017.
[2] H. Verbraeken, ‘PPG betreedt met een vijandig bod op Akzo een mijnenveld’, Het Financieele Dagblad 8 mei 2017.
[3] N. Kreileman, ‘KwartaalSignaal 150: Ondernemingsrecht’. AA KwartaalSignaal 150 maart 2019.
[4] Voorontwerp artikel 2:114b BW.
[5] Zie Voorontwerp Wet Bedenktijd Beursvennootschappen, p. 2.
[6] Artikel 2:129 lid 5 BW.
[7] Advies inzake het (gewijzigde) voorontwerp van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het inroepen van een bedenktijd door het bestuur van een naamloze vennootschap (GCV-advies 7 februari 2019).
[8] G. van Solinge, ‘Wettelijke bedenktijd voegt weinig toe aan bescherming van beursvennootschappen’, Het Financieele Dagblad 23 december 2018.
[9] R. Abma, Commentaar conceptwetsvoorstel bedenktijd, 2019, (Commentaar Eumedion) https://www.eumedion.nl/nl/public/kennisbank/consultaties/2019/2019-01-commentaar-conceptwetsvoorstel-bedenktijd.pdf.
[10] Zie ook de voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad van State over de Europeesrechtelijke aspecten van de wettelijke bedenktijd, p. 10: “Door de wettelijke mogelijkheid te bieden van een bedenktijd, kan het investeren in een Nederlandse beursgenoteerde vennootschap minder aantrekkelijk worden gemaakt. Daarmee wordt aan het vrije verkeer van kapitaal en de vrijheid van vestiging geraakt” en “De invoering van een bedenktijd beperkt de mogelijkheid om daadwerkelijk deel te gaan uitmaken van het bestuur van een vennootschap of de zeggenschap te verkrijgen over een vennootschap, zodat dit investeerders uit andere lidstaten kan ontmoedigen investeringen te doen”
[11] 2 Zie p. 20-21 van de conceptmemorie van toelichting en p. 12 van de voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad van State over de Europeesrechtelijke aspecten van de wettelijke bedenktijd.